De haan :

Het halsbehang bestaat uit roodbruine veren met een zwarte veerschacht en omzoming die ook aan de onderzijde zichtbaar moet zijn .

Een te lang, zwart veereinde is ongewenst.

Eventuele dubbele zoming wijst naar goede fokeigenschappen.

De rugveren zijn roodbruin met een zwarte omzoming.

De zadelveren zijn zoals eerder beschreven bij het halsbehang.

De groenglanzende borst is zwart, aan de voor - en zijkant zijn enige goede enkelgezoomde veren toegestaan.

De vleugelboeg is groenglanzend zwart, de schouderveren zijn warm roodbruin met een zwarte omzoming terwijl de vleugelband bestaat uit een dubbele rij groenglanzende veren waarbij enige zoming is toegestaan.

De grote slagpennen zijn zwart met een smalle bruine rand aan de buitenvaan, welke zo lang mogelijk van dezelfde kleur is en zoveel mogelijk gelijk is aan de kleur van de kleine slagpennen.

De kleine slagpennen zijn zwart met aan de buitenvaan een roodbruine rand, welke strak tot het einde van de veer doorloopt en een halve centimeter vrij van de zwarte veerschacht blijft.

Bij normale vleugeldracht wordt daardoor de roodbruine `vleugeldriehoek`gevormd.

De sikkels – en staart dekveren zijn groenglanzend zwart en de rest van de staartpartij zwart, alles zonder enig wit.

De donskleur is donkerblauwgrijs.

 De hen:

Boven aan de hals zijn de veren zwart en meer naar beneden toe roodbruin met een zwarte veerschacht en veerschacht streeptekening .

Dit met een brede groenglanzende omzoming, zodat de hals geheel zwart toont.

Op de rug, het zadel en de borst zijn de veren roodbruin die naast de zwarte schacht streeptekening twee zwarte zomen heeft, die evenwijdig met de veer lopen.

De vleugelveren moeten zoveel mogelijk dubbel gezoomd zijn terwijl de grote en kleine slagpennen grof gestreept zijn.

De staart is glanzend zwart, de grote staart dekveren zijn dubbel gezoomd, de bovenste staart stuurveren zijn grof getekend.

De donspartij is zeer donkergrijs.